menu

Het verhaal van Artaban

Mirjam Chamuleau 

Wie in het hemelsheil slechts ziele-redding ziet
ziet wel zijn weg, maar het hoogste vindt hij niet.
Slechts wie in Liefde gaat en haar zijn leven wijdt,

wordt door God zelf-na lange tocht-de hemel ingeleid.

Met deze woorden begint de Nederlandse vertaling van een oorspronkelijk in het Engels geschreven verhaal De vierde wijze uit het Oosten door Henry van Dyke (oorspronkelijke titel: The other wise man).

Deze paar woorden geven mijns inziens goed de essentie van dit verhaal weer. Henry van Dyke, de schrijver, verkeerde in een moeilijke periode van zijn leven. Door ziekte getroffen maakte hij veel slapeloze nachten door en in een van deze nachten kwam dit verhaal tot hem. Later heeft hij deze geschiedenis van Artaban opgeschreven.

Hij vertelt dat er naast de drie wijzen uit het Oosten die van ver kwamen om hun geschenken naar het kind in Bethlehem te brengen, een vierde wijze was. Hij leefde in de stad Ecbatana in de bergen van Perzie en was een volgeling van Zarathustra (zie artikel driekoningen). Zijn naam was Artaban.

Artaban zag ook de ster en wil hem volgen om het kind te zoeken. Hij bereidt zichzelf en zijn paard Vasda voor op de lange tocht. Drie edelstenen neemt hij mee als geschenk voor het kind: een saffier, blauw als de nachtelijke hemel, een robijn roder dan een straal van de ochtendzon en een reine parel, wit als een sneeuwtop in schemerlicht. Hij gaat op weg om de drie andere wijzen te ontmoeten met wie hij samen zal reizen. Dan komt er een zieke haast stervende man, letterlijk, op zijn pad. Het eerste dilemma is geboren; reist hij door om op tijd zijn ontmoeting te hebben of riskeert hij die te missen en helpt hij de zieke man? Of, zoals Henry van Dyke het formuleert: zou hij het grote loon voor zijn goddelijk geloof opgeven voor een enkele daad van menselijke liefde?

Hij gaat in gebed om de juiste keus te kunnen maken en besluit de man te helpen. Als hij dan na zijn oponthoud op de afgesproken plaats aankomt zijn de koningen zonder hem vertrokken. Hij besluit ze te volgen en moet zijn saffier van de hand doen om kamelen en leeftocht voor de reis te kopen.

Zijn tocht voert hem naar Bethlehem maar daar aangekomen verneemt hij dat de vader en moeder en het kind op weg naar Egypte zijn gegaan. Het is een vrouw, een jonge moeder, die hem dit vertelt en plotseling komen ook aan haar deur de soldaten van koning Herodes die de opdracht hebben alle kinderen jonger dan twee jaar te vermoorden. Artaban opent de deur en biedt de soldaat zijn robijn aan en vraagt hem verder te gaan. De bevelhebber is verrukt over de schitterende steen en beveelt zijn manschappen: "voorwaarts, hier is geen kind het huis is leeg". De vrouw dankt Artaban voor het redden van haar kind.

Dan, met alleen nog de parel als geschenk vervolgt Artaban zijn tocht om het kind te zoeken. Hij reist naar Heliopolis en Alexandrië en zoekt naar het kleine gezin uit Bethlehem. Hij komt door streken waar hongersnood heerst; hij komt door steden waar mensen ziek van de pest versmachten in hun ellende. Hij bezoekt gevangenissen en slavenmarkten en geeft de hongerigen te eten, kleedt de naakten, geneest zieken, troost gevangenenen.

Zijn jaren kwamen en gingen sneller dan de spoel die door het weefgetouw heen en weer schiet. Drieëndertig jaren van Artaban's leven waren voorbijgegaan en nog was hij een pelgrim, nog was hij iemand die het licht zocht. Moe en uitgeput komt hij in Jerusalem aan, het was omsteeks het paasfeest en de stad was vol vreemdelingen. Daar is het dat hij verneemt dat men op weg is naar Golgotha alwaar een terechtstelling van twee rovers en een zekere Jesus van Nazareth zal plaatsvinden. Dat treft hem in zijn hart en hij sluit zich bij deze mensen aan.

Hij denkt: "Gods wegen zijn wonderbaarlijker dan de gedachten van mensen. Kan het zijn dat ik de koning vind in de hand van zijn vijanden, dat ik nog op tijd kom om hem vrij te kopen met mijn parel?" Dan passeert hem een troep soldaten die een meisje voortslepen wiens gewaad gescheurd is. Terwijl Artaban vol medelijden naar haar kijkt scheurt zij zich los en werpt zich aan zijn voeten. Ze smeekt hem haar te helpen nu ze na haar vaders dood, voor zijn schulden, als slavin verkocht wordt. Artaban beeft en herkent weer de oude strijd in zijn ziel. Hij haalt de glanzende parel tevoorschijn en biedt hem aan als losprijs voor het meisje.

Op dat moment neemt de duisternis toe en begint de aarde te trillen. De muren van de huizen schudden heen en weer, een steen valt naar beneden en treft de oude Artaban aan zijn slaap. Daar, zijn bloedende hoofd rustend op de schouder van het meisje spreekt hij: niet alzo Heer, wanneer zag ik U hongerig en heb U te eten gegeven? Of dorstig en heb U gedrenkt? Wanneer zag ik U als een vreemdeling en heb U opgenomen? Of naakt en heb U gekleed? Wanneer zag ik U krank of in de gevangenis en ben tot U gekomen?

Drie en dertig jaren heb ik naar U uitgezien, maar nooit zag ik Uw gelaat, nooit vermocht ik U mijn koning naderen.

En dan klinkt er een zachte stem: Voorwaar ik zeg u voor zover gij dit aan een van deze mijn geringste broeders gedaan hebt, hebt ge het aan mij gedaan!

Een laatste, lange zucht komt over Artaban's lippen, zijn schatten waren aangenomen, zijn reis was geëindigd!

Dit verhaal geeft een prachtig beeld van de mens die wijzelf eigenlijk zijn. Op weg naar een hoger doel; waarnaartoe we van alles tegenkomen op ons pad en steeds weer de moed moeten opbrengen het Ware, het Goede te doen. Is het daarom dat dit verhaal me keer op keer ontroert?

© Het Zonnejaar 1980 - 2024