menu

Martinus van Tours

Mirjam Chamuleau 

Als je zo om je heen hier en daar eens aan mensen vraagt, ’wat komt er in je op als ik Sint Maarten zeg?’, krijg je, afhankelijk van de landstreek, te horen: ’Oh ja, knollen uithollen, snoep ophalen, zingen, Sint Maartensvuur, lampionnenoptocht, en je hoort woorden als bedelaar, mantel, delen…

Maarten is in onze tradities en folklore helemaal ingeburgerd, om nog maar niet te spreken over de vele Maartenskerken die er in het hele land te vinden zijn (alleen in Friesland al ruim 20).

Binnnenhof van de Maarten Domkerk in Utrecht

Sint Maarten is patroonheilige van Utrecht. In de kloostergang van de domkerk zijn diverse gebeurtenissen uit zijn leven afgebeeld. De moeite waard om eens te bekijken!

Wie was Maarten? Het staat wel vast dat hij een bijzonder mens moet zijn geweest om zo lang (hij stierf in het jaar 397 n.C.) als inspirerende kracht voort te leven.

Het is natuurlijk moeilijk om gebeurtenissen uit een zo ver verleden te achterhalen, maar er is hulp. Jacobus de Voragine, een Dominicanermonnik die in de middeleeuwen leefde, heeft in zijn tijd vele oude geschriften en mondeling overleverde legenden geboekstaafd in De Legende Aurea, de gouden legenden.

Voor zijn beschrijving van het leven van Martinus van Tours kon Jacobus de Voragine o.a. putten uit oude geschriften van Severus, ook wel Sulpicius genoemd, die een leerling van Martinus was.

Martinus wordt geboren in het jaar 316 in Pannonië (Sabaria), nu Hongarije en in die tijd deel van het Romeinse rijk. Hij groeit op in Pavia, in Italië. Zijn vader diende in het leger van de toenmalige keizer Julianus Constantinus.

Zijn ouders, en dus ook Martinus, waren heidenen. Maar zo rond zijn twaalfde jaar komt Martinus in contact met Christenen en laat zich, zeer tegen de wil van zijn ouders in, door hen onderwijzen in het geloof.

Hij moet toen al een ’vrije geest’ gehad hebben om zo tegen de wil van zijn ouders in te gaan. Hij neemt het christelijk geloof zo serieus dat hij overweegt zich als kluizenaar af te zonderen, maar zijn gezondheid en leeftijd laten dat niet toe.

Op bevel van de keizer moet Martinus, als hij 15 jaar is, in het keizerlijk leger de riddertaken van zijn vader overnemen. Volgens zijn status krijgt hij een knecht toegewezen.

Martinus beschouwt deze knecht niet als een mindere maar als zijn gelijke en dient hem, zoals de knecht Martinus dient. Ze helpen elkaar bijvoorbeeld ’s avonds met het uittrekken van hun laarzen.

Sint Maarten deelt zijn mantel (Basilica di S. Francesco, Assisi)

Op een dag, als Martinus ongeveer 18 jaar oud is, speelt zich de gebeurtenis af die ons het meest bekend is. Martinus komt met zijn legeronderdeel aan bij de poorten van de stad Amiens.

Allen rijden de stad binnen maar Martinus ziet een arme hongerige bedelaar. Hij aarzelt geen moment, stopt, pakt zijn zwaard en deelt zijn mantel in twee helften. De ene helft houdt hij zelf, met de andere helft omhult hij de bedelaar.

Die nacht verschijnt Christus, gekleed in de mantelhelft van de bedelaar, aan Martinus in een droom. Christus spreekt tot de engelen: "Zie hier Martinus, nog niet gedoopt, heeft mij met zijn mantel gekleed."

Martinus besluit zich te laten dopen en zijn verdere leven in dienst van het geloof te stellen. Niet zonder slag of stoot verlaat hij het leger en wordt in Poitiers tot acolyt, een voorstadium van het priesterschap, gewijd.

In de Legende aurea zijn nog andere, soms grappige verhalen over Martinus te lezen en over hoe onbevreesd het geloof hem maakt.

Hij weerstaat zonder angst roversbenden en ontmaskert zelfs de duivel, die hem in mensengedaante wil aanvallen. Martinus wankelt niet en zegt: "De Heer is mijn helper en ik ben niet bang voor wat mensen mij aan kunnen doen." Met deze kracht van gebed en geloof helpt hij niet alleen zichzelf uit soms penibele situaties maar ook anderen.

Zo vertelt de legende aurea dat Martinus na gebed op wonderbaarlijke manier geneest nadat hij per ongeluk een zeer giftig kruid gegeten heeft. Hij geneest ook anderen en er is zelfs sprake van dat hij drie mensen uit de dood opgewekt zou hebben.

Hij sticht vele kloosters, waar hij zelf even vaak weer uit verdreven wordt, het waren roerige tijden.

De bevolking van Tours wil dat Martinus tot hun bisschop wordt gewijd. Martinus, nederig als hij is, wil dat niet en verstopt zich volgens de legende in een ganzenhok. Een van de ganzen maakte echter luid misbaar zodat Martinus werd gevonden en alsnog tot bisschop werd gewijd.

Hij trekt zich terug in een klooster buiten de stad om een leven van reinheid, soberheid en gebed te leiden.

In de tijd dat Martinus leefde was het leven anders dan nu. De mensen leefden nog veel dichter bij de natuur en de natuurkrachten, de elementen. Ook Martinus, zo lezen we, had een speciale verhouding met de elementen (aarde, lucht, water en vuur) die hij op een bepaalde manier kon beheersen.

Een grappige gebeurtenis: Martinus wil de keizer een gunst vragen maar de keizer wil hem die niet verlenen en, sterker nog, verbiedt Martinus de toegang tot zijn troon. Martinus trekt zich terug in gebed en weet daarna uiteindelijk door te dringen tot voor de troon van de keizer.

Die is niet van plan Martinus te woord te staan en wil Martinus laten verwijderen. Maar op dat moment breekt er in de troon van de keizer een vuur uit, de keizer brandt zijn keizerlijke achterste en verheft zich daarop met spoed uit zijn troon om Martinus te woord te staan.

Er wordt ook verteld dat Martinus stormen op zee tot bedaren brengt, en dat hij het vermogen had om in te werken op de planten- en dierenwereld.

Na een lang en bewogen leven voelt Martinus zijn einde naderen. Hij ligt, onderweg tijdens een van zijn reizen, op zak en as - zoals hij vindt dat een christen hoort te sterven, zijn blik hemelwaarts gericht en steeds in gebed. Zo sterft hij op 81-jarige leeftijd op 8 november 397. Op 11 november wordt hij met bisschoppelijke eer in Tours begraven.

Beeld van Sint Maarten in de Domkerk te Utrecht

Dat de krachtige werking van deze bijzondere mens ook na zijn dood nog doorgaat, spreekt uit het volgende verhaal: 64 jaar na zijn overlijden wordt Martinus herbegraven in Tours. Na een plechtige processie door de stad zal zijn lichaam naar zijn nieuwe rustplaats worden gedragen.

In die tijd leefden er in de stad twee vrienden, de een blind, de ander lam. De blinde droeg de lamme op zijn schouders mee, zodat hij de ’benen’ voor de lamme vriend was en de lamme de ’ogen’ voor de blinde. Zo verdienden zij al bedelend een aardige boterham.

Ook zij hadden gehoord van de wonderbaarlijke gaven van Martinus, en ook dat zijn lichaam in processie door de stad gedragen zou worden.

Zij besloten, uit angst hun broodwinning te verliezen, buiten het ’geneeskrachtige bereik’ van Martinus te blijven en verstopten zich in een steegje om daar te wachten tot de stoet was langsgetrokken.

Maar… de stoet veranderde van richting en trok door het steegje waar de lamme en de blinde zeer tot hun ongenoegen werden genezen. Gods zegen kon zo zelfs hen treffen die er niet om vroegen!

Uit dit ’levensverhaal’ komt Martinus naar voren als een mens die met zijn bijzondere gaven als een ’voorbeeld’ kan werken, tot in onze tijd.

Wij kunnen onszelf dan ook afvragen: waar is die ’Maarteninspiratie’ in onszelf en hoe kunnen we die in ons leven gestalte geven? Alleen door eenmaal per jaar een knol uit te hollen, of…?

Een inspirerende vraag om mee op weg te gaan!

© Het Zonnejaar 1980 - 2024